Drachten

Van Engelse vaste planten border tot ‘The Dutch Wave’ door Beline Geertsema

Beline Geertsema nam ons op de avond van 25 september aan de hand mee door de geschiedenis van de tuinarchitectuur. Het algemene beeld is dat er een afwisseling te zien is van gecultiveerde en meer natuurlijke tuinen. Het Loo te Apeldoorn is na de restauratie een duidelijk voorbeeld van een zeer gecultiveerde Barokke tuin (17e eeuw). Daarnaast zien we veel landschapstuinen in de Engelse stijl zoals de tuin van kasteel Twickel.

Een opmars van meerdere tuinen kwam er na de Industriële revolutie na 1850. In de 19de eeuw wordt de kas uitgevonden. De kas is een gebouw waar van alle kanten het licht binnen valt. Bij uitstek geschikt om planten te stekken en te zaaien. Planten kunnen nu gemakkelijk vermeerderd worden. Het gevolg is dat er grote perken met massa's eenjarigen aangelegd worden in parken en tuinen van landgoederen. Van de kleurige bloemen worden mozaïekbedden of ook wel tapijtbedden gemaakt.

In 1851 werd de wereldtentoonstelling in Londen gehouden. Ter ere daarvan werd het Crystal Palace gebouwd. Hiermee startte ook de invoer van planten uit de koloniën bijv. Uit Azië.

Na de Victoriaanse tuinen met veel eenjarigen en wiskundige tuinen kwam William Robinson (1838-1935). Hij maakte vooral natuur-getrouwe tuinen. In 1870 komt zijn beroemde boek “The Wild Garden” uit.Tot die tijd werden er vooral tuinen rond grote kastelen en landgoederen aangelegd.

 

We krijgen pas een indruk van de gewone kleinere tuin na de uitvinding van de fotografie. Na de industriële revolutie krijgen gewone burgers ook meer inkomen om een tuin aan te leggen.

Er ontstonden ook andere stromingen waaronder tuinen met een echte vaste planten border, repeterende borders en achtergronden van een muur of haag. Dit komt terug in de rond 1880 ontstaande cottagetuin. Uit deze tuinen haalde kunstenares en bekend tuinontwerpster Gertrude Jekyll haar inspiratie. Ze oefende veel met kleuren in de borders.

Vanaf 1910 ontstond de nieuwe architectonische stijl waarbij gelet werd op de architectuur van het huis.

De tuin van kasteel Sissinghurst heeft Lady Sackville-West (1892-1962) ontworpen. Het is de tijd van het ontstaan van een formele indeling met tuinkamers. In Sissinghurst zijn deze ingevuld met een informele beplanting.

In Nederland worden villawijken met villa's voor rijkere burgers gebouwd. Omstreeks 1900 worden om deze villa's tuinen in de Cottage-stijl aangelegd. De tuinen van deze villa's van rond 1900 zijn privétuinen.

 

Na de eerste wereldoorlog ontstaat er een nieuwe stroming onder kunstenaars en architecten. Deze 'functionalisten' gaan op zoek naar de essentie van het vormgeven. Versierselen zijn voor hen taboe. Het materiaal moet voor zich spreken. In de tuinarchitectuur voelt Mien Ruys(1904-1999) zich erg aangetrokken tot hun denkbeelden. Ze heeft dezelfde uitgangspunten: Zoeken naar de grootste eenvoud en duidelijkheid in de vorm. Het achterwege laten van versiering. Materiaal, de planten, zo functioneel mogelijk gebruiken.

Omstreeks 1960 komt er in Nederland (en de rest van Europa) opnieuw belangstelling voor de Cottage-stijl. Sissinghurst, de tuin van Vita Sackville-West wordt een inspiratie voor velen. Ontwerpers van de meer natuurlijke tuinen zijn Jac. P. Thijsse en Louis le Roy.

In Europa ontstond rond de jaren 70 een nieuwe beweging, The Dutch Wave. De beweging ging op zoek naar planten die voldeden aan dat natuurlijker profiel. Ter Linden introduceerde grassen in zijn net aangelegde tuin in Ruinen in 1970. Eind '70 vond de groep bij vooroorlogse Duitse kwekers als Karl Foerster en zijn leerling Ernst Pagels (1913- 2007) in het Duitse Leer en Georg Arends in Wuppertal grassen zoals nieuwe Miscanthus-cultivars, Verder gebruikten ze diverse cultivars van planten als Phlox, Monarda, Echinacea en lossere Delphinium en Geranium. De tuinen die The Dutch Wave groep maakten, kenmerkten zich door een meer op de natuur gelijkende lossere beplanting.